Verbindende communicatie in 4 stappen
Het doel van verbindend communiceren is aan elkaar vertellen wat je gevoelens zijn en wat je nodig hebt. Je mag hierbij boos, teleurgesteld, … zijn, maar je gaat proberen dit op een verbindende manier te formuleren, dus zonder verwijten of eisen.
Omdat je behoeften sterk gekoppeld zijn aan je gevoelens, is het belangrijk dat je je bewust bent van je gevoelens en dat je deze ook kan benoemen.
Het helpt ook als je je kan inschatten wat de gevoelens en behoeften van de ander zijn. Daarom is het belangrijk dat je aandachtig luistert naar de ander en dus niet onderbreekt en niet invult.
4 stappen die je altijd kan toepassen
Verbindende communicatie reikt je enkele eenvoudige kapstokken aan die je in een moeilijkere situatie kunnen helpen praten.
- Benoem de feiten
- Benoem je gevoelens
- Benoem je behoefte
- Benoem je verzoek
Concreet voorbeeld
Hieronder vind je een concrete situatie waarin we deze 4 stappen naar verbindende communicatie voor jou toepassen:
Het suïcidaal gezinslid blijft veel langer weg dan was afgesproken.
Stap 1: benoem de feiten
Wel doen: benoem de feiten
“We hadden afgesproken dat je binnen half uurtje terug zou zijn.”
“Je bent een uur later dan je had gezegd.”
Niet doen: maak geen interpretaties en doe geen veralgemeningen zoals
“Je bent te laat. Het is altijd hetzelfde met je.”
“Kan je geen klok lezen?”
Stap 2: benoem je gevoelens
Wel doen: benoem je gevoelens
“Ik was heel ongerust.”
“Het maakt mij boos.”
Niet doen: kritiek geven of verwijten
“Je houdt geen rekening met anderen, je bent alleen met jezelf bezig.”
“Doe je dat met opzet, of zo?”
Stap 3: Benoem je behoefte
Wel doen: benoem je behoefte of noden
“Ik wil graag weten waar je bent.”
“Ik wil mij niet onnodig zorgen maken.”
Zeg niet:
“Jij moet leren op tijd te zijn.”
“Jij moet wat meer rekening houden met anderen.”
Stap 4: Spreek een verzoek uit
Wel doen: maak je verzoek of vraag concreet
“Zou je volgende keer op tijd kunnen komen?”
“Kan je me volgende keer verwittigen als je later bent?”
Niet doen: een eis stellen of dreigen
“Volgende keer wil ik dat je geen minuut te laat bent.”
“Volgende keer moet je iets laat weten of anders moet je niet meer op mij rekenen.”
Ander voorbeeld
Verbindende communicatie:
“Hi, je bent een halfuur later dan je had gezegd.
Ik was heel ongerust. Ik wil mij niet onnodig zorgen maken.
Kan je volgende keer verwittigen als je later bent?”
Niet verbindend:
“Je bent altijd te laat.
Doe je dat met opzet? Leer nu eens op tijd te zijn.
Volgende keer ben je geen minuut te laat.”
In de eerste zin houd je je aan de feiten en benoem je je gevoelens. Hier valt moeilijker over te discussiëren. Als je je verzoek hierop baseert klinkt dit redelijker en minder bedreigend.
In de tweede zin veralgemeen je (altijd te laat) en interpreteer je (met opzet?). Je gevoelens (bezorgd zijn) zitten verborgen achter de verwijten en de oordelen. Dit geeft ruimte voor discussie. Dit wordt gevolgd door een eis. De ander zal zich willen verdedigen en is niet klaar om op je vraag in te gaan.